Centra voor grote ondernemingen: criteria grote onderneming aangepakt
Binnen de administratie zijn er specifieke centra bevoegd voor grote ondernemingen. Eind 2018 heeft de FOD Financiën gesleuteld aan de criteria die bepalen of een onderneming onder de noemer grote onderneming valt. De nieuwe aanpak geldt sinds januari 2019.
Controlecentra
De controlecentra zijn binnen de FOD Financiën zo ingedeeld dat bepaalde centra bij voorrang bevoegd zijn om de grote ondernemingen te controleren. Om hun bevoegdheid duidelijk af te bakenen, is het dan ook nodig om goed te definiëren wat er onder een grote onderneming wordt begrepen. Dat gebeurt aan de hand van een aantal criteria.
Criteria 'grote onderneming'
De oude regeling was gebaseerd op artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen. Dit artikel omschrijft vennootschappen die 'klein' zijn (de kmo's). De andere vennootschappen zijn dan logischerwijze groot.
Nu kiest de fiscus ervoor om vier categorieën in te stellen. Ondernemingen die onder één van die categorieën vallen, worden als grote onderneming behandeld.
Categorie 1
Vennootschappen (of andere rechtspersonen) met een jaaromzet van meer dan 750 miljoen (excl. btw) of een balanstotaal van 1,5 miljard of meer dan 1.000 werknemers (als gemiddelde van het personeelsbestand over het jaar).
Categorie 2
Vennootschappen (of andere rechtspersonen) met een jaaromzet van meer dan 250 miljoen (excl. btw) of een balanstotaal van een half miljard of meer dan 500 werknemers (als gemiddelde van het personeelsbestand over het jaar).
Categorie 3
Vennootschappen (of andere rechtspersonen) met een jaaromzet van meer dan 50 miljoen (excl. btw) of een balanstotaal van 100 miljoen of meer dan 100 werknemers (als gemiddelde van het personeelsbestand over het jaar).
Categorie 4
Vennootschappen (of andere rechtspersonen) niet-inwoners met een jaaromzet van meer dan 50 miljoen (voor de btw) die onderworpen zijn aan de BNI/Ven.
Afwijkende regels
Voor heel wat sectoren gelden er bijzondere regels. We noemen er enkele:
Voor verzekeringsondernemingen en financiële instellingen als ze onder het toezicht van de FSMA of de Nationale Bank vallen.
Havens en commerciële luchthavens.
Ziekenhuizen.
Universiteiten en hogescholen als ze erkend zijn door de Vlaamse of Franse Gemeenschap.
| 27.01.2022:
Minder Vlaamse successierechten op vriendenerfenis
Vlaanderen voerde midden 2021 de vriendenerfenis in. Die techniek laat u toe om aan niet-familieleden of ‘verre’ familieleden een deel van uw nalatenschap over te maken zonder dat de fiscus het grootste deel inpikt.
Lees meer
| 21.01.2022:
Wonen op kosten van de vennootschap… Soms wel, soms niet
De rechtspraak is niet eenduidig: als een vennootschap een woning in eigendom heeft, en deze woning enkel of vooral dient voor de huisvesting van de zaakvoerder, zijn de kosten verbonden aan die woning dan aftrekbaar? De rechtbank van Gent vond onlangs van niet, maar het hof van beroep van Gent vond op bijna hetzelfde moment van wel.
Lees meer
| 18.01.2022:
Liquidatiereserve en vennootschap-aandeelhouder
De liquidatiereserve laat een ondernemer die zich in een vennootschapsvorm organiseert, toe om een spaarpotje op te bouwen dat bij stopzetting van de vennootschap belastingvrij kan uitgekeerd worden. Maar die belastingvrijstelling geldt niet voor de aandeelhouders die zelf de vorm van een vennootschap hebben. Een oplossing biedt zich aan.
Lees meer