Schijnzelfstandigen: nieuw weerlegbaar vermoeden van bestaan arbeidsovereenkomst voor 4 sectoren
In haar strijd tegen schijnzelfstandigen en schijnwerknemers heeft de regering de Arbeidsrelatiewet aangepast. Voor 4 sectoren heeft dit gevolgen vanaf uiterlijk 1 januari 2013. Dan geldt voor hen een weerlegbaar vermoeden van een arbeidsovereenkomst of werknemerschap als 5 van 9 specifieke criteria zijn vervuld. Wie werkzaam is in die sectoren en wel eens een beroep doet op zelfstandigen, kan best vermijden dat die samenwerking wordt bestempeld als schijnzelfstandigheid.
Algemene en specifieke criteria
U kiest vrij de aard van uw professionele relatie. Aan de hand van 4 algemene criteria wordt die arbeidsrelatie beoordeeld en eventueel geherkwalificeerd: de wil van de partijen, de vrijheid om de werktijd te organiseren, de vrijheid om het werk te organiseren, en de mogelijkheid om een hiërarchische controle uit te voeren. Daarnaast bestaan er ook specifieke criteria die eigen zijn voor een bepaalde sector en één of meerdere (categorieën van) beroepen.
Weerlegbaar vermoeden voor 4 sectoren
Om de misbruiken op het vlak van schijnzelfstandigheid beter aan te pakken, heeft de regering nu de Arbeidsrelatiewet van 27 december 2006 gewijzigd (door de wet van 25 augustus 2012, BS 11 september 2012). Omdat de problemen zich vooral in bepaalde sectoren voordoen, heeft zij gekozen voor een sectorspecifieke aanpak. In 4 fraudegevoelige sectoren wordt een weerlegbaar vermoeden ingevoerd van het bestaan van een arbeidsovereenkomst:
voor werken in onroerende staat (bouwsector);
voor bewakings- en toezichtdiensten voor rekening van derden (bewakingssector);
voor goederen- en personenvervoer voor rekening van derden, met uitzondering van de ambulancediensten en het vervoer van personen met een handicap (transportsector);
voor activiteiten die onder het paritair comité van de schoonmaak ressorteren (schoonmaaksector).
Wettelijke lijst van 9 criteria
Voor deze 4 sectoren is een wettelijke lijst van 9 criteria opgesteld. Als uit onderzoek van de arbeidsrelatie blijkt dat meer dan de helft van de criteria zijn vervuld, geldt een weerlegbaar vermoeden dat het gaat om een arbeidsovereenkomst. Is minder dan de helft van de criteria vervuld, dan gaat het om een zelfstandigenovereenkomst. Het vermoeden kan worden weerlegd met alle middelen van recht, inclusief de 4 algemene criteria. Het vermoeden is niet van toepassing op familiale arbeidsrelaties. Het gaat over de volgende criteria:
1. geen financieel of economisch risico in hoofde van diegene die de werken uitvoert, zoals bijvoorbeeld geen persoonlijke en substantiële investering in de onderneming met eigen middelen of geen persoonlijke en substantiële deelname in de winsten en de verliezen van de onderneming;
2. geen verantwoordelijkheid en beslissingsmacht over de financiële middelen van de onderneming in hoofde van diegene die de werken uitvoert;
3. geen beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werken uitvoert;
4. geen beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werken uitvoert, behoudens wanneer de prijzen wettelijk zijn vastgelegd;
5. geen resultaatsverbintenis over de overeengekomen arbeid;
6. de garantie op betaling van een vaste vergoeding, ongeacht de bedrijfsresultaten of de omvang van de prestaties geleverd door diegene die de werken uitvoert;
7. het zelf geen werkgever zijn van persoonlijk en vrij aangeworven personeel of het ontbreken van de mogelijkheid om voor de uitvoering van het overeengekomen werk personeel aan te werven of zich te laten vervangen;
8. het zich niet voordoen als een onderneming ten overstaan van andere personen of hoofdzakelijk of gewoonlijk voor één medecontractant werken;
9. in ruimtes werken waarvan men niet de eigenaar of de huurder is of werken met materiaal dat ter beschikking wordt gesteld, gefinancierd of gewaarborgd door de medecontractant.
Administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie voor sociale rulings
Doet u regelmatig een beroep op zelfstandigen en behoort uw onderneming tot één van de fraudegevoelige sectoren, toets die samenwerking dan aan de voor uw sector specifieke criteria. Als de samenwerking wordt bestempeld als schijnzelfstandigheid, kan dit immers financiële gevolgen hebben (bv. verplichting tot betaling van achterstallig vakantiegeld, achterstallige RSZ-bijdragen, feestdagenvergoedingen). Twijfelt u door de nieuwe wet aan de aard van uw arbeidsrelatie, dan kan u een bindend advies of een sociale ruling vragen aan de administratieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie. Zo'n ruling is bindend voor de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid), RSVZ (Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen) en de sociale verzekeringsfondsen.
De samenstelling van de Commissie moet wel nog gebeuren. De oprichting van een gelijkaardige rulingcommissie was ook al voorzien in de Arbeidsrelatiewet van 2006, maar die moet haar werkzaamheden nog steeds aanvatten. Geduld is een schone zaak. Daarom wordt de normatieve afdeling van die Commissie nu opgeheven. De invoering van specifieke criteria voor de beoordeling van de arbeidsrelatie wil men voortaan via een vereenvoudigde procedure laten verlopen.
| 24.02.2021:
Bestuursmandaat … om voldoende leden te hebben
De hoedanigheid van bestuurder van een vennootschap of van een vzw heeft juridische gevolgen. Ook als u die hoedanigheid slechts pro forma heeft of als vriendendienst. Het Hof van Cassatie bevestigt dat elke individuele bestuurder verplicht is toezicht te houden op de medebestuurders, ook al was dat mandaat niet echt zo bedoeld.
Lees meer
| 22.02.2021:
Btw-controle van permanent verlieslatende activiteiten
Wie zijn (uit de hand gelopen) hobby in een zelfstandige activiteit omzet om de verliezen ervan te kunnen aftrekken van andere inkomsten, moet uitkijken. Via datamining haalt de fiscus ondernemingen die permanent verlies lijden eruit en wordt, na controle, het verlies van de activiteit op nul gezet. Nu zet de fiscus de aanval ook in op de btw-aftrek.
Lees meer
| 15.02.2021:
Het saldo van uw bankrekening in handen van de fiscus
Sinds 2014 moeten banken aan het Centraal Aanspreekpunt of “CAP” laten weten wie er allemaal een rekening heeft bij Belgische banken. Dat laat de fiscus toe om, bij een onderzoek, met slechts één vraag aan het CAP, kennis te krijgen van de rekeningen van een belastingplichtige. Het saldo moest niet gecommuniceerd worden. Maar dat is veranderd op 1 januari 2021.
Lees meer