De arbeidsongevallenverzekering in het kort
Bijna elke werkgever moet een arbeidsongevallenverzekering afsluiten. Hoewel de arbeidsongevallenvergoeding in principe is gebaseerd op het werkelijke loon van de werknemer, voorziet de wet in een minimum- en maximumloon. Die grensbedragen worden geïndexeerd. De FOD Sociale Zekerheid heeft de geïndexeerde loongrenzen bekendgemaakt. De nieuwe bedragen zijn van kracht sinds 1 januari 2012. We zetten de regeling kort uiteen.
Verzekering
Vanaf de eerste dag dat u personeel tewerkstelt, moet u hen verzekeren tegen arbeidsongevallen. Bijna elke werkgever moet een arbeidsongevallenverzekering afsluiten bij een verzekeringsmaatschappij of een erkende gemeenschappelijke verzekeringskas. Doet u dit niet, dan wordt u ambtshalve aangesloten bij het Fonds voor arbeidsongevallen. Het fonds komt tussen, maar het zal de betaling wel terugvorderen bij de werkgever.
De verzekeraar staat niet in voor de materiële of morele schade. Alleen de vermindering en het verlies van de mogelijkheid om een normaal salaris te verdienen, geven recht op een uitkering, een rente of een vergoeding. In bepaalde gevallen heeft het slachtoffer ook recht op de terugbetaling van medische en orthopedische kosten.
Hoogte van de tegemoetkoming
Het slachtoffer heeft recht op een uitkering voor de periodes van tijdelijke, gedeeltelijke of volledige ongeschiktheid, en voor de periodes van permanente ongeschiktheid. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van het 'basisloon'. Dat is het loon waarop de werknemer in principe aanspraak kon maken in het jaar vóór het ongeval.
Voor elke volledige dag arbeidsongeschiktheid stort de verzekeraar een dagelijkse vergoeding van 90% van het gemiddelde dagelijkse loon, berekend op het basisloon. Voor meerderjarige werknemers wordt dit gemiddelde berekend op basis van een begrensd jaarloon. Voor leerlingen en minderjarigen mag het loon dat in aanmerking wordt genomen, niet lager zijn dan een bodembedrag (minimumbasisloon).
Bij tijdelijke gedeeltelijke ongeschiktheid krijgt de werknemer een vergoeding die gelijk is aan het verschil tussen zijn loon voor het ongeval en het loon dat hij ontvangt vanaf het ogenblik dat hij opnieuw aan het werk is (aanvaarde wedertewerkstelling). Bij permanente ongeschiktheid krijgt hij een jaarlijkse uitkering. Bij het verstrijken van de herzieningstermijn wordt de uitkering omgezet in een lijfrente.
Geïndexeerde bedragen
Hoewel de arbeidsongevallenvergoeding in principe is gebaseerd op het werkelijke loon van de werknemer, voorziet de wet in een minimum- en maximumloon. Die grensbedragen worden geïndexeerd. De maximumgrens die van toepassing is op de datum van het ongeval is bepalend, zonder rekening te houden met latere indexeringen. Op 1 januari 2012 steeg die loongrens van 37.545,92 tot 38.564,91 euro. Dat is het bedrag tot beloop waarvan het basisloon in rekening wordt gebracht.
Het bodembedrag voor de berekening van de vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid bij leerlingen en minderjarige werknemers bedraagt dit jaar 6.188,85 euro (tegenover 6.067,83 euro vorig jaar).
Voor jongeren, ouder dan 18 jaar, die een door de middenstand georganiseerde beroepsopleiding tot ondernemingshoofd volgen, steeg het basisloon op 1 januari 2012 van 18.066,33 tot 18.426,67 euro.
Werkgeversbijdrage op arbeidsongevallenpremie
Werkgevers betalen voortaan nog een bijdrage van 4,77% op hun arbeidsongevallenpremie. Tot nog toe lag die bijdrage vast op 4,97%. De bijdrage is bestemd voor het Riziv en dient voor de sociale reclassering van mindervaliden (functionele revalidatie).
De oorzaak voor de daling ligt in de verhoging van de basisloongrens. Die loongrens is niet alleen belangrijk voor de berekening van de arbeidsongevallenuitkering, maar is, en dit belangt u aan, ook bepalend voor de arbeidsongevallenpremie. De premie wordt immers berekend op de bruto loonmassa, beperkt tot de basisloongrens per werknemer.
Het nieuwe percentage van 4,77% geldt voor de premies die zijn uitgegeven vanaf 1 januari 2012, voor zover ze betrekking hebben op de dekking van het risico op arbeidsongevallen na 31 december 2011.
| 27.01.2022:
Minder Vlaamse successierechten op vriendenerfenis
Vlaanderen voerde midden 2021 de vriendenerfenis in. Die techniek laat u toe om aan niet-familieleden of ‘verre’ familieleden een deel van uw nalatenschap over te maken zonder dat de fiscus het grootste deel inpikt.
Lees meer
| 21.01.2022:
Wonen op kosten van de vennootschap… Soms wel, soms niet
De rechtspraak is niet eenduidig: als een vennootschap een woning in eigendom heeft, en deze woning enkel of vooral dient voor de huisvesting van de zaakvoerder, zijn de kosten verbonden aan die woning dan aftrekbaar? De rechtbank van Gent vond onlangs van niet, maar het hof van beroep van Gent vond op bijna hetzelfde moment van wel.
Lees meer
| 18.01.2022:
Liquidatiereserve en vennootschap-aandeelhouder
De liquidatiereserve laat een ondernemer die zich in een vennootschapsvorm organiseert, toe om een spaarpotje op te bouwen dat bij stopzetting van de vennootschap belastingvrij kan uitgekeerd worden. Maar die belastingvrijstelling geldt niet voor de aandeelhouders die zelf de vorm van een vennootschap hebben. Een oplossing biedt zich aan.
Lees meer